Het verhaal van Kaltouma Adamou uit Niger

“Begin 2020, toen Niger zwaar in lockdown zat, had ik van de ene op de andere dag vrijwel geen mogelijkheden meer om nog maar iets te verkopen,” vertelt ze. “Er kwam een verbod op reizen en op bijeenkomsten, zoals trouwerijen en doopceremonies. Laat dat nu juist de momenten zijn waarop we onze producten aan de man brengen. Daarbij werd het voor mij onmogelijk om bijeenkomsten met onze vrouwengroep te organiseren,” vertelt de jonge vrouw, die net dertig is geworden.

Ze rekent hardop: “Vroeger verdiende ik 25.000 FCFA (omgerekend ongeveer 38,40 euro, red.) per week. Tijdens de COVID-19-crisis kwam ik nooit boven de 2000 FCFA per week uit, doordat mensen bijna niets meer kochten. Je ziet het grote verschil; vrouwen die voor hun levensonderhoud afhankelijk waren van bijeenkomsten, misten tijdens COVID-19 een groot deel van hun inkomen om voor hun gezin te kunnen zorgen. Deze situatie duurt al meer dan een jaar. Pas sinds kort is er weer meer mogelijk,” besluit Kaltouma hoopvol. 

Echter, de voortdurende onveiligheidssituatie in de Sahelregio heeft ook een impact op de landbouw en de sterk gestegen transportkosten hebben geleid tot een torenhoge inflatie en daarmee ook een sterke stijging van de prijzen van bijvoorbeeld graan, maïs en bonen. Vakbonden roepen de overheid op om paal en perk te stellen aan deze kostenstijging van eerste levensbehoeften. Het minimumloon is al jaren niet aangepast aan kosten van levensonderhoud.

Vakbond CNT Niger heeft werkenden tijdens de pandemie in de informele sector waar mogelijk gesteund. Zo organiseerde de vakbond, met steun van CNV Internationaal, voorlichtingscampagnes over hygiëne op het werk om verdere verspreiding van Corona te voorkomen. Ook heeft de CNT bij de overheid gepleit voor een financieel steunpakket voor werkenden die hun baan verloren.

En met resultaat: zo heeft de Nigerse overheid aan de meest gedupeerde vrouwen, in de steden en op het platteland, 45.000 FCFA (omgerekend ongeveer 67,80 euro) toegekend.